Op 17 maart 2017 sprak de Hoge Raad zich uit over de vraag of de periode dat iemand in voorarrest heeft gezeten ook in mindering strekt op het voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de gevangenisstraf. En het antwoord is: JA.
Casus
De verdachte in deze zaak was veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich onder behandeling zou stellen van de GGZ. Na enige tijd stagneert deze behandeling en doet de reclassering een terugmelding met het advies over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel. Deze vordering wordt door de rechtbank toegewezen waarna de Officier van Justitie actie onderneemt om de verdachte de vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf te laten uitzitten.
De verdachte in deze zaak had in afwachting van zijn strafzaak echter al acht maanden in voorarrest doorgebracht. Hij stelde zich dus op het standpunt dat hij reeds zijn volledige straf (zowel het onvoorwaardelijke als het voorwaardelijke deel) had ondergaan.
De beoordeling
Zowel de rechtbank als het gerechtshof oordelen dat de wettelijke regeling over de aftrek van reeds ondergaan voorarrest, uitsluitend ziet op het onvoorwaardelijk opgelegde strafdeel.
De Hoge Raad oordeelde echter anders.
De in wet opgenomen verplichting om het voorarrest op de definitieve straf in mindering te brengen, ziet ook op het voorwaardelijke gedeelte van de straf. In geval van een tenuitvoerlegging moet het resterende gedeelte van de duur van het voorarrest dus in mindering worden gebracht op het strafdeel dat ten uitvoer wordt gelegd.
In de zaak waarover de Hoge Raad oordeelde, hield dit in dat de verdachte geen gevangenisstraf meer hoefde te ondergaan.
Wilt u meer weten? Neem dan contact op met advocaat mr. Nienke Sprengers.
Zie: ECLI:NL:HR:2017:462
Comments are closed.